Hartinfarctje

Het lijkt alsof we in een slechte ziekenhuisserie zijn beland, zegt mijn oudste broer. Ik doe een poging tot de openingstune van Medisch Centrum West, maar kom niet verder dan ‘tudutututuh..’ In mijn hoofd klonk het beter.

Ik houd niet van ziekenhuizen. Ik vind de (falende) werking van het menselijk lichaam best interessant, maar ik houd me liever ver van patiënten. Ik houd niet van mensen die zuchten en kreunen, mensen die per ongeluk een beetje lekken. Ik weet niet wat ik ermee aan moet, dat zuchten en kreunen en lekken. Ik vind het ook een beetje vies. Mensen die zich beroerd voelen, willen doorgaans gelukkig met rust gelaten worden. Dat is wel het minste wat ik voor ze kan doen.

“Mijn vader zegt waarschijnlijk nog dat het wel meevalt tot hij er dood bij neervalt.”

Mijn vader zegt dat het allemaal wel meevalt, althans, hij heeft praatjes alsof het allemaal wel meevalt. Mijn vader zegt waarschijnlijk nog dat het wel meevalt tot hij er dood bij neervalt. Hij heeft volgens de artsen een ‘hartinfarctje’ gehad. Verkleinwoorden maken alles hanteerbaar. Hartinfarctje. Bloedpropje. Hersenbloedinkje. Mijn vader voelt zich wonderlijk goed nadat hij niet gedotterd is. Volgens de artsen is zijn hart nogal complex. Het medisch team moet eerst overleggen voor er vervolgstappen genomen worden. ‘Complex mens, complex hart,’  grapt mijn vader.

Tien over acht. De officiële bezoektijd is tien minuten voorbij. Voordat ik de kamerdeur sluit, zie ik mijn vader op de bedrand zitten zonder operatiejasje. Hij heeft een upgrade gekregen naar een plek bij het raam. Vanaf zijn bed kan hij rechts de parkeergarage zien en links, iets verder weg tegen een heuvel, staat een groep bomen in steeds zachter zonlicht. Het kon slechter, denk ik.

Een paar dagen later is mijn vader verhuisd naar een andere afdeling. Zelfde uitzicht, maar iets hoger. Hij heeft inmiddels als een volleerd gevangene oude kaas binnengesmokkeld. Als niemand oplet, zegt hij, laat hij een plakje in zijn kamerjas verdwijnen en wandelt ermee naar zijn kamer. Het personeel heeft niks door. Mijn vader, de eeuwige opstandeling in de gestalte van een keurige heer.

Een succesvolle afwijzing in vijf simpele stappen!

De telefonische afwijzing van een sollicitant dient volgens onderstaand protocol te geschieden:

1)a De afwijzende partij belt de sollicitant pas nadat alle leuke telefoontjes zijn gepleegd. Mocht de sollicitant die u eigenlijk wilde terugzien of aannemen voortijdig afhaken dan heeft u altijd nog een back-up.

1)b De sollicitant wordt door het late moment van het telefoontje alvast mentaal voorbereid op een slechtnieuwsgesprek.

2)a De afwijzende partij begint het gesprek met een lage en rustige stem. De functie van deze stem is drieledig: 1) empathie tonen voor de nog onwetende sollicitant, 2) kalmeren van de nog kalme sollicitant, en 3) non-verbaal communiceren van de aanstaande afwijzing.

2)b De sollicitant interpreteert de lage, rustige stem correct en wordt desondanks geacht levendig en naïef te reageren op de neutrale introductiezin van de afwijzende partij.

3)a De afwijzende partij dient na de  neutrale introductiezin snel to the point te komen. De sollicitant is, als u bovenstaande stappen heeft gevolgd, al voorbereid op de afwijzing en zal daarom gespannen wachten tot u dit woordelijk bevestigt. U moet maar denken: Afwijzen is geen straf, afwijzen is verlossing.

3)b De sollicitant uit in korte bewoordingen zijn of haar teleurstelling (suggestie van de redactie: ‘Wat jammer’), maar draagt tevens zorg dat hij/zij nergens larmoyant of vervelend wordt. Om de goede verstandhouding met de afwijzende partij te behouden doet u er tevens goed aan uw begrip te tonen voor de gemaakte keuze. U moet maar denken: Een afwijzing is geen eind, een afwijzing is een nieuw begin.

4)a De afwijzende partij dient bondig en helder de reden(en) toe te lichten van de afwijzing. Let op: dit is het lastigste gedeelte van de telefonische afwijzing! Zorg ervoor dat uw genoemde reden juist, relevant en afdoende is. Het beste is om een kwaliteit te kiezen die de sollicitant van uw voorkeur wel had en de afgewezen sollicitant niet. De sollicitant zal nooit kunnen achterhalen of dit waar is, van die andere sollicitant, dus in uitzonderlijke gevallen kunt u eventueel ook liegen. Redenen die u beter niet kan noemen: 1) ‘De klik ontbreekt’, 2) ‘Je bent  zwanger’, 3) ‘Je bent waarschijnlijk binnenkort zwanger’ 4) ‘Je bent overgekwalificeerd’.

4)b Als de afwijzende partij niet uit zichzelf een reden geeft voor de afwijzing, dient de sollicitant hier zelf om te vragen. Dit lijkt allicht een masochistische vraag (‘Vertel mij eens, waarom vindt u mij niet goed genoeg?’), maar zo moet u het niet zien. De afwijzende partij dient met een legitieme reden te komen. Wordt u afgewezen, omdat u zwanger bent? Sue those bitches. Wordt u afgewezen, omdat u overgekwalificeerd bent? Dan zijn ze waarschijnlijk bang dat u snel overstapt naar een andere baan met meer uitdaging. Let op: dit is uw laatste kans om de afwijzende partij ervan te overtuigen dat u helemaal geen uitdagingen zoekt in uw nietszeggende leventje, dat u feitelijk al misselijk wordt bij de gedachte van een uitdaging, dat u echt niks lievers wil dan een heerlijke bore-out.

5)a Het is zaak om het telefoongesprek nu positief en zo snel mogelijk af te ronden. Als u ook maar iets positiefs te melden heeft over de sollicitant, dan is dit het moment om dat te doen. De sollicitant zal hierdoor eerder stoppen met stamelen/huilen. U kunt de volgende algemene afbreekopties overwegen: 1) Bedankt voor je interesse/sollicitatie, of 2) Succes.

5)b Het is zaak om het telefoongesprek nu positief en zo snel mogelijk af te ronden voordat u begint te stamelen/huilen. U heeft heus recht op uw gevoelens van rouw en verlies, maar het is echt belangrijk dat u hier pas ná het gesprek aan toegeeft. Anders wordt het allemaal maar onnodig gênant. Sluit af door de afwijzende partij hartelijk te bedanken voor het sollicitatiegesprek.

Als beide partijen alle stappen hebben doorlopen, dan hebt/bent u zojuist succesvol afgewezen.

Oostenwind. Bitterballen.

In een glossy van de een of andere krant stond elke zaterdag een Nederlandse schrijver afgebeeld op zijn of haar favoriete schrijfplek. Door die rubriek raakte ik er hoe langer hoe meer van overtuigd dat alle schrijvers in Nederland een tweede huis bezitten om in alle rust te kunnen schrijven, al was het maar een schuurtje op de hei zonder internetaansluiting. Goed, misschien werden ze daar wel speciaal op geselecteerd, die schrijvers, maar toch was ik best een beetje jaloers. Daarom doe ik deze week net alsof ik ook zo’n decadente schrijver ben, met een huisje aan zee. De opzet is ongeveer als volgt: Het hoofd eerst uren vol laten lopen met woorden en dan – woesh! – in een keer leeg laten waaien op het strand.

“In feite ben ik een rare, zonder hond.”

Er kleeft een vaal zonnetje aan de hemel vandaag. Het strand van Callantsoog ruikt, afhankelijk vanwaar de wind komt, naar zee of bitterballen. In het voorbijgaan verneem ik dat Max z’n ballen niet meer heeft, maar dat heeft dan weer niks met bittergarnituur te maken. In Callantsoog zie je werkelijk overal honden. In feite ben ik een rare, zonder hond. De bezoekers hier spreken overwegend Duits en zijn van middelbare leeftijd of ouder. Ze verplaatsen zich doorgaans in paren en dragen comfortabele kleren in nietszeggende kleuren. Ze hebben een hond en die hond moet af en toe achter een bal aan rennen of naar zeeschuim happen. Het is allemaal heel koddig.

De natuur is hier een zorgenkindje, zoveel begrijp ik wanneer ik de borden bestudeer. Ik lees dat het duingebied kwetsbaar is. Dat de zee verlost moet worden. En dat het strand langzaam dreigt af te brokkelen en dat dat echt voor helemaal niemand leuk is. Zeker niet voor mensen die graag met hun hond over het strand spazieren. Om het strand van Callantsoog te redden is er daarom een enorme lading zand overheen gekieperd. Ik zie de grijze bult en denk aan walvissen. Gigantische uitgeputte walvissen. Over hun ruggen zigzaggen hondensporen.

Ik draai mij om naar de wind. Oostenwind. Bitterballen.

Familie

Voor Abe

Wij zijn familie. Dat betekent dat je soms de neiging zal hebben om op drift te raken. Als je een beetje lijkt op je vader, dan kan dat gerust een paar jaar duren. Maar dat zal niemand je kwalijk nemen. Wij weten hoe het is om op drift te raken.

Wij zijn familie. Dat betekent dat je, hoe dan ook, gezegend wordt met een gevoel voor humor met een scherp zwart randje. Sommige mensen zullen het moeilijk vinden om je te doorzien. Ze zullen twijfelen of je het wel echt meent. Maar laat ze zich maar verwonderen. Wij zijn uien die je moet pellen. Wij laten ons niet zomaar in de kaart kijken.

Wij zijn familie. Dat betekent dat je soms dingen zal willen maken. Tekeningen, bouwwerken, gedichten en melodieën zullen jouw kamers vullen. Als goden van onze piepkleine koninkrijken zullen wij je maakdrang aanmoedigen, elkaar aanstoten en zeggen: Dat heeft ie van ons.

Wij zijn familie. Dat betekent dat je soms onbedaarlijk hard zal lachen. Mensen zullen je herkennen aan je lach. Dat is niet alleen gênant, maar ook best mooi. Je hoeft de dingen niet te doen zoals ze horen. Je zal vaak menen dat je het beter weet (en dat weet je ook). Je zal denken dat je uniek bent (en dat ben je ook).

Wij zijn familie. Dat betekent dat we elkaar in de toekomst soms weken achtereen niet zullen spreken. Dat bedoelen we heus niet slecht, we zijn alleen nogal druk met onze eigen levens, maar we zijn er voor je als je ons nodig hebt. We zijn verbonden met onzichtbare draden die automatisch samentrekken op momenten die ertoe doen. Als je daarom een keer hopeloos op drift raakt en niet meer weet hoe je ooit nog aan land moet komen, hoef je alleen maar aan die draad te trekken. Van alle draden die er zijn, zijn de onzichtbare veruit het sterkst.

Welkom in de familie.