Ze neemt een selfie met Jezus aan het kruis. Ze lacht er vriendelijk bij. Ze zal een jaar of vijftig zijn, gok ik. Haar echtgenoot kijkt stoïcijns voor zich uit. De echtgenoot bidt dat zijn leven een generale repetitie is. Als het slecht gaat, denkt hij, komt het straks wel goed.
“Ze persen de eeuwigheid samen op een SD-kaart.”
Ik verwonder mij over het gemak waarmee de toeristen zichzelf op de foto zetten. Menigeen kijkt zwoeler naar hun telefoon dan ze ooit naar een ander keken. Een jong afgetraind stel maakt er vlak voor mijn neus een heuse fotoshoot van. Nu een waarbij we elkaars hand vasthouden met de Sagrada Familia als een plomp kind tussen ons in. Nu een waarbij we elkaar omhelzen. Nu een spontane zonder zonnebril. Bij andere stelletjes poseert alleen de vrouwelijke helft. Ik zie meisjes staan op trappen, voor fonteinen, op uitzichtpunten of op van die betonblokken om al te agressieve busjes tegen te houden. Ze lachen er soms bij, de meisjes, maar vaker nog kijken ze verveeld in de verte. Niemand vindt dat gek. Dit zijn de beelden waaraan we gewend zijn. Chagrijnige modellen met licht geopende monden alsof hun tongen en tanden net niet passen. O ja, en die eeuwenoude kerk graag ook nog erbij op de achtergrond, gaat dat lukken denk je? De jongens zijn gewillige fotografen. Ze begrijpen dat vastleggen ook een vorm van liefde is. Ik heb je gezien, zeggen ze, jij doet ertoe. Ze persen de eeuwigheid samen op een SD-kaart.
Ik maakte foto’s van mijn gezicht lang voor daar een woord voor bestond. Ik keek meestal vrij serieus op die foto’s. Een poging tot mysterie, wellicht. Het waren geen foto’s om te delen. Het was eerder een soort zelfstudie: Dit blijft er van mij over wanneer ik niet lach naar een ander. Nu heb ik de ander nodig om oprecht te kunnen lachen op een foto. Dat is mijn defect. Jezus is niet voldoende.