Beet

Het Kind blijft logeren. Het Kind moet eten, drinken, spelen en slapen. Het Kind moet verzorgd, beschermd en vermaakt. Het Kind is een test en ik wil niet falen.

Vlak voor zijn komst wapen ik mij met koek, krentenbollen, bananen en minipakjes appelsap. Dit is wat ik moeders om mij heen zie doen. Hun tassen bevatten onuitputtelijke troost en vacuüm verpakt geluk.

Het Kind is dol op alles dat rijdt, dus we nemen trams, metro’s en treinen. Aan de Oosterdokskade ontwaakt het verlangen naar een boot. Niet om te huren, verduidelijkt hij, maar om te hébben. Hij besluit daar en dan te gaan sparen.

Ik heb je, zeg ik ’s ochtends wanneer ik mijn arm om hem heen leg. Nee ik heb jou, zegt het Kind terwijl hij gretig mijn beide polsen beetpakt. De strijdvaardige armen van het zesjarige jochie grijpen verder dan de liefde breed is.

“Het Kind hoopt dat de kat en ik nog leven zodra hij oud genoeg is om te aaien.”

De kat en het Kind houden elkaar gedurende het weekend nauwlettend in de gaten. Aaien blijkt een leeftijdsgebonden voorrecht. Het Kind hoopt dat de kat en ik nog leven zodra hij oud genoeg is om te aaien.

Af en toe daagt het Kind mij uit. Ik moet de velletjes opruimen die hij van een banaan peutert. Hij veegt een velletje af aan het halvemaanvormige tafelblad in de trein. Jij moet dit opruimen, herhaalt het Kind. Hij trekt nog een reepje los en legt het glimlachend voor mij neer.

Ik weet dat mijn handen een ander liefdevol kunnen aanraken, maar ik weet niet altijd even goed hoe of wanneer. Het Kind is tenger. Ik pak hem op en schud hem tot hij lacht.

Op een kruising met trams pakt hij spontaan mijn hand beet. Alles dat rijdt, kan ook overweldigen. Na het oversteken laat hij los, denk ik. Ik bereid mij voor op het loslaten. Het loslaten is niks persoonlijks. Het loslaten hoort bij opgroeien. Maar het Kind laat niet los, niet meteen.

Een gelukkigere wereld

Een wereld zonder schrijvers is een gelukkigere wereld, want iedereen weet dat schrijvers gekwelde wezens zijn. Geef die mensen alsjeblieft een knuffel. Praat eens met ze. Met een luisterend oor worden ons onnodig veel ellendige boeken bespaard. Hoorde ik laatst. Vond ik wel een interessant idee. Waarom moet van alle kunstenaars de schrijver altijd toch het meeste lijden? Waarom ging het niet over treurige schilders, lamenterende tekenaars of psychoseksueel gefrustreerde dansers? Wat hebben schrijvers ooit misdaan om deze rare voorkeursrol te verdienen?

“Ik moest de zee zijn en tegelijk het vlot.”

Als student las ik eens uit pure interesse en lichte sensatiezucht een artikel over vormen van psychopathologie (voor de leek: gekte) onder geniale beroemdheden. De onderzoeksvraag was hoe vaak genialiteit en psychische problemen samen voorkomen en of die combinatie vaker gezien wordt bij bepaalde beroepsgroepen. De beroemde wetenschappers kwamen er in het onderzoek ‘het beste’ vanaf, zij toonden het minst van alle onderzochte groepen (waaronder ook politici, filosofen, componisten en schilders) tekenen van psychisch lijden of gestoord gedrag. De schrijvers eindigden onderaan de lijst. Ze leden aan depressies en verslavingen en maakten op allerhande manieren een einde aan hun onstuimige leven. Als aspirant wetenschapper en vrijetijdsschrijver meende ik dat de stevige en stabiele armen van de wetenschap mij in de toekomst zouden beschermen tegen het woeste getij van het schrijverschap en ervoor zouden zorgen dat ik nooit echt kopje onder zou gaan. Ik moest de zee zijn en tegelijk het vlot.

Laten we voor het gemak even aannemen dat er, zoals in het artikel gesuggereerd wordt, inderdaad een oorzakelijk verband bestaat tussen bepaalde vormen van creativiteit en psychische problematiek. Leidt schrijven dan tot lijden? Of leidt lijden tot schrijven? En als lijden tot schrijven leidt, moeten we ons dan niet ernstig zorgen maken over de schrijfepidemie in Nederland? Zekerheidshalve adviseer ik u om bij uw volgende ontmoeting met een schrijver gepaste afstand te bewaren. Bied de schrijver in geen geval eten aan. Begin geen sympathiek gesprek. Laat uw honden los en spuug op de grond waar de schrijver loopt. Als u tenminste van boeken houdt.

Bluf

Mijn vader memoreert trots het toppunt van zijn span of control als financieel directeur. Hij moet zien dat ik er raar bij kijk, want hij voegt eraan toe: ‘Zo zeg je dat toch? Je span of control?’ Ik zeg dat ik geen idee heb. Mijn span of control is tot nu toe redelijk beperkt gebleven en dat vind ik eigenlijk wel best. Het schijnt overigens beter te zijn om hierover te zwijgen tijdens sollicitatiegesprekken.

“Ik bied me bij dezen aan als uw onderdrukker, mevrouw, u hoeft alleen nog maar in tweevoud te tekenen voor mijn grenzeloze span of control.”

Wat mijn ambitie is? De directeur worden, mevrouw. Deze blozende sollicitant waarmee u zojuist een prettig gesprek had? Jazeker, ik ga iedereen omver blazen. Ze weten het alleen nog niet. Dit hier, deze act van het pluizige kindvrouwtje dat altijd vriendelijk blijft lachen, dat is alleen maar een vernuftige strategie om mijn publiek in te pakken voordat ik heel vilein aan alle draden van de macht begin te trekken. Ik word de nieuwe CEO, mevrouw, ik moet mezelf alleen nog een gladgestreken ego met bijpassend kapsel aanmeten. Ik moet ook minder lachen naar mijn collega’s, want dat verraadt enkel mijn dweperig verlangen naar harmonie. Uiteindelijk heeft eenieder binnen een hiërarchische organisatie behoefte aan duidelijkheid. Als je niet herkend wordt als de onderdrukker, ben jij dan soms de onderdrukte? Ik bied me bij dezen aan als uw onderdrukker, mevrouw, u hoeft alleen nog maar in tweevoud te tekenen voor mijn grenzeloze span of control.

Mijn vader vertelt vanuit zijn elektrisch bedienbare stoel het verhaal van de sollicitant die personeelsfunctionaris wilde worden. Ik ken dit verhaal. De directeur vraagt aan de sollicitant wat zijn ambities zijn. De sollicitant antwoordt: ‘Ik wil de directeur worden.’ De zevenkoppige sollicitatiecommissie moet er hartelijk om lachen. Hij wordt aangenomen. Niemand, zelfs niet de sollicitant, kon op dat moment vermoeden dat hij vele jaren later de financieel directeur zou worden.

Ergens in mij, verscholen achter een hardnekkige lach en blos, moeten de bluffende genen zitten van mijn vader. Vooralsnog bluf ik alleen in slow motion.

Twijfelachtig

“Of zwarte humor niet gewoon verdriet is in een binnenstebuiten gekeerd camouflagepak?”

Of ik een kaaspapiertje wil? Of ik nog hardloop? Of ik me weleens gerealiseerd heb dat het drinken van koemelk onnatuurlijk is? Of ik vlees eet? Of tonijn? Of ik wel weet dat er varkensgelatine in drop zit en dat varkens trouwens erg intelligente wezens zijn? Of ik anders een job coach geprobeerd heb? Of yoga, doe ik nog aan yoga? Of ik soms moeite heb met mooie vrouwen in semidoorzichtige stretch kleding? Of ik soms jaloers ben? Heb ik weleens een osteopaat bezocht? En hoe zit het eigenlijk met mannen? Zit ik nog op Tinder? Of ik verliefd ben? Of ik kinderen wil? Of ik geen kinderen wil? Of ik de effecten ken van de pil? Of ik weleens overwogen heb om kleuterjuf te worden? Mijn eicellen in te vriezen? Of te verhuizen naar een afgelegen plek waar het leven goedkoop is en de mensen klein en vrijgevig? Of ik een vijfjarenplan heb? Of nog dingen heb lopen? Of mijn kat niet te dik is? Of ik genoeg geniet van mijn vrijheid? Of ik geen slaaf ben van mijn telefoon en sociale bekrachtiging? Of ik weleens afgeleid raak? Of het spoor bijster? Of ik ongefilterd mezelf ben? Of ik precies de juiste hoeveelheden lach en huil? Of zwarte humor niet gewoon verdriet is in een binnenstebuiten gekeerd camouflagepak? Of ik goed om kan gaan met kritiek? Of ik genoeg vrienden heb? Of ik weleens LSD heb gebruikt? Of uit een vliegtuig ben gesprongen? Of aan een elastiek dan van een brug? Nee? Hoe ik het liefst mijn koffie drink? Wat ik bedoel met ‘gewone’ thee? Of ik weleens op een snikhete parkeerplaats bij wijze van afscheidsgroet heb gezegd: ‘Ik houd van jou’? Of ik ooit weleens heb gezegd: ‘Ik houd van jou’? Of ik te moeilijk ben of juist te meegaand? Of ik voldoende zonlicht krijg? Of tenminste kan reflecteren op mijn eigen beperkingen? Of ik mensen ken die succesvol gelukkig zijn? Of het wel goed komt? Of ik er 100% voor wil gaan?