Het was onvermijdelijk: het briefje op de deur bracht mevrouw Garcia uit haar gebruikelijke evenwicht. Mevrouw Garcia, die vroeger gewoon Guilia genoemd werd, was zeventien toen ze voor het eerst van het Coronavirus hoorde. Ze was achttien toen het virus, aanvankelijk geruisloos als een vlinder, het hart van haar stad infecteerde. Toen de regering de listigheid van het virus doorhad en het zelfs omschreef als ‘de onzichtbare vijand van het volk’, was het eigenlijk al te laat. Nagenoeg alle inwoners, met uitzondering van artsen en apothekers, werden gedwongen tot een langdurig isolement om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Op straat zag je vrijwel niemand. Er heerste een post-apocalyptische stilte alsof iedereen tegelijk z’n adem inhield.