Liefde in tijden van Corona: Deel 16

Mevrouw Garcia had de Coronacrisis een plek gegeven op een hoge plank in haar geheugen, waar zij met het ouder worden steeds moeilijker bij kon. Het leven werd vlak na de crisis in zulke vaart opgepikt, dat er geen moment overbleef voor reflectie. Iedereen had wel wat in te halen, wat goed te maken, iets om te redden. Scholen, winkels en restaurants werden heropend. Huwelijken voltrokken. Er klonk muziek uit elk buurtcafé en de mensen schreeuwden harder dan ooit. Het was een gelukkige en chaotische tijd. In de daaropvolgende jaren studeerde zij, werd lerares, trouwde, kreeg kinderen, verloor haar man, en kreeg een handvol kleinkinderen met donkere ogen die voor niemand bang waren. Maar hoe vaak zij ook verhuisde, mevrouw Garcia nam het papieren vogeltje bij elke verhuizing mee.

Liefde in tijden van Corona: Deel 15

De dood was geen vreemde in tijden van Corona. Natuurlijk, zo moest en zou het altijd gaan, maar in de haperende, nachtelijke uren werd al Guilia’s redelijkheid verzwolgen. Er was alleen het gemis. Keer op keer zag ze Matteo voor zich zoals hij die eerste keer bij haar bed had gestaan. De achtergrond was vaag, maar zijn ogen en glimlach waren des te scherper. Matteo’s bruine ogen pijnigden haar. Hoe vaak, dacht zij, kwam het in een mensenleven voor dat je werkelijk gezien werd door een ander en dat je, ondanks alle zichtbare gebreken, voldoende was voor die ander? Hoe hooghartig of naïef was je om het voor lief te nemen? Guilia kwelde zichzelf net zolang tot het blauw van het ochtendlicht als een zware deken over haar heen viel.

Liefde in tijden van Corona: Deel 14

Er zijn mensen die een wachtkamer vol zwijgende vreemdelingen kunnen binnenlopen en die met een glimlach hier en een praatje daar ineens een gevoel van saamhorigheid creëren. Nog meer dan zijn papieren vogels, werd Matteo’s grote talent voor verbinding gemist. ‘Wees gerust,’ had mevrouw Ferrari tegen Guilia gezegd. ‘Ik zal Matteo binnenkort opzoeken.’ Guilia vond dat voornemen allerminst geruststellend. Matteo zat sinds zijn vertrek in de meest beruchte vleugel van het Coronahuis. Het eindstation, zoals hij het zelf genoemd had. Zijn bed stond vlakbij het raam. Als hij zich zou oprichten, zou hij het musje kunnen zien zitten in het raamkozijn. Als hij zich zou oprichten, zou hij zien hoe hartstochtelijk hij gemist werd.

Liefde in tijden van Corona: Deel 13

Niemand had het aan zien komen. Het begon met een weinig noemenswaardig kuchje op dag elf. Bij het ontwaken op dag twaalf had het kuchje zich ontwikkeld tot een volleerde hoest. Op dat moment zag Guilia ook de twijfel in Matteo’s ogen. Het zou toch niet? Zolang zij hem kende, had Matteo het virus aan een strak lijntje gehouden. Matteo was de baas geweest en het virus een tijdelijk, onnozel huisdier. Maar binnen vierentwintig uur had het huisdier zich veel te diep en comfortabel genesteld in de longen van zijn geliefde gastheer. Dr. Romano stuurde Matteo weg met een knikje. Voor dr. Romano viel er weinig eer meer te behalen aan de patiënt, en iedereen wist: Dat knikje, dat was zijn doodsvonnis.

Liefde in tijden van Corona: Deel 12

De mevrouw in bed 5C was nieuw. Zelden werd iemand binnengebracht met zoveel rimpels en een aureool van koortsachtig geluk. Mevrouw Ferrari, zo heette ze, bekende aan Guilia dat ze opgelucht was om niet alleen te sterven. Haar man en haar vrienden waren ruim voor de Coronacrisis gestorven. ‘Zelfs mijn oudste zoon,’ zei ze niet geheel zonder verontwaardiging, ‘piepte er eerder tussenuit.’ Toen het Coronavirus het land infiltreerde, zag mevrouw Ferrari daarom haar kans schoon en zij schurkte tegen hoestende mensen aan alsof zij een doodswens had. Want dat had ze, bekende zij onomwonden aan Guilia, die haar verbazing nauwelijks verbergen kon voor de opgewekte, oude dame. Het was genoeg geweest. Basta. Mevrouw Ferrari knipoogde naar Guilia alsof het leven licht was en zinloos tegelijk.