Liefde in tijden van Corona: Deel 11

Op de afdeling spraken de patiënten zelden over wie ze waren of wat ze deden, in het aangezicht van de dood verloren diploma’s, bezit en ambitie aan relevantie, maar ging het des te vaker over opvallend prozaïsche zaken zoals de temperatuur in de zaal of de kwaliteit van het eten. De meeste patiënten vonden comfort en verbondenheid in hun uitingen van klein leed. Over het grote leed werd niet gesproken. Had je een slechte dag? Dan was een handgebaar genoeg. Had je met je nachtelijk gehoest iedereen wakker gehouden en tot waanzin gedreven? Dan droeg je de schaamte – voor zover mogelijk – in stilte. De leefregels zorgden voor het behoud van laatste flarden autonomie en zelfrespect in tijden van afstand en malaise.

Liefde in tijden van Corona: Deel 10

‘Ik droomde dat ik wakker werd. Alle andere bedden waren leeg en keurig opgemaakt. Alsof we de oorlog tegen de onzichtbare volksvijand gewonnen hadden. Ik schuifelde naar het raam en zag dat de zon scheen, en dat er prachtige dikke bomen stonden, en ik zag jonge mensen met elkaar praten en lachen en liedjes zingen, en ik zag aan mijn handen dat ik verschrikkelijk oud was en dat ik mijn hele leven gemist had. Ik was misschien wel tachtig of honderd jaar oud! Al die tijd had ik geslapen. Het was gruwelijk, Matteo. Iedereen die ik kende, bestond niet meer..’ ‘Je hebt niet goed gekeken,’ zei Matteo. ‘In de schaduw van de dikste boom zat een stokoude man op een bankje. Hij zwaaide naar je. Je was niet alleen.’

Liefde in tijden van Corona: Deel 9

Op de zesde dag merkte Guilia een lichte verbetering, althans, het voelde niet langer alsof iemand aardappelmesjes langs de binnenkant van haar longen en luchtpijp schraapte. Ze kon hele zinnen uitspreken zonder te hoesten. Het was daarom op de zesde dag dat Guilia hernieuwde interesse kreeg in het leven buiten de krijtwitte afdelingsmuren. Buiten, dacht ze, moest het ongemerkt, maar triomfantelijk lente zijn geworden. ‘Daar wil je niet heen,’ oordeelde Matteo. ‘Waarom niet?’ Guilia’s stem klonk scherp, bijna opstandig. Matteo monsterde haar. Hij leek voor het eerst te twijfelen wat hij tegen haar moest zeggen. ‘Dat daar,’ hij knikte naar het naburige gebouw, ‘is het eindstation.’ Samen keken ze naar de rijen ziekenhuisbedden waarin mensen lagen in identieke blauwe hemden.

Liefde in tijden van Corona: Deel 8

‘De eerste dag kan een shock zijn,’ had Matteo gezegd. Wanneer zijn eerste dag was geweest, had hij niet verteld, maar de kalmte waarmee hij tussen de ziekenhuisbedden wandelde en het gemak waarmee hij praatjes aanknoopte, verrieden een verblijf van tenminste een paar weken. Als Matteo niet net als elke andere patiënt een lichtblauw hemd had gedragen, had hij voor een volstrekt gezond persoon kunnen doorgaan. Twee keer per dag rende een roedel artsen de afdeling op om hun oren te luisteren te leggen tegen de reutelende longen van de patiënten. Het was op die momenten spannend om te ademen. Maar Matteo had Guilia verzekerd: Hier was geen enkel bezoek welkom, dus ook geen man met een zeis.

Liefde in tijden van Corona: Deel 7

‘Kijk aan, de paradijsvogel ontwaakt…’ De jongen stond op een armlengte afstand van Guilia’s bed. Zijn glimlach was gul en geruststellend, alsof ze reeds kennis hadden gemaakt. De jongen leek niet ziek. ‘Wie?’ raspte Guilia. Ze schrok van haar eigen stem. ‘Kennen wij elkaar?’ Guilia reikte naar het glas water op het nachtkastje. Naast het glas lag een fenomenaal gevouwen vogeltje. Het had een nieuwsgierig kopje met ogen van inkt. ‘We hebben kort met elkaar gesproken,’ zei de jongen, ineens schijnbaar verlegen. ‘Maar ik vermoed dat je me verwarde met iemand anders. Je drong erop aan dat ik je zou omschrijven als een koekje…’ Toen kon de jongen zijn lach niet meer bedwingen. Guilia keek hem ontzet aan.