Liefde in tijden van Corona: Deel 6

Oom Georgio zat op de rand van haar bed. Hij vouwde een vogeltje van origami, iets waarvan ze zich niet kon herinneren dat hij dat ooit eerder gedaan had. ‘Denk je dat ik hier ooit wegkom?’ vroeg Guilia. ‘Levend, bedoel ik.’ Oom Georgio trok licht zijn schouders op, alsof het niet van belang was in welke vorm Guilia het Coronahuis zou verlaten. ‘Wat maak je?’ vroeg ze tenslotte. ‘Een mus.’ ‘Waarom?’ ‘Waarom niet? Niet iedereen kan een paradijsvogel worden.’ ‘Wil je tegen mama zeggen dat ik me beter voel? Dat ik alleen maar even moet uitrusten?’ ‘Dat is goed, liefje. Ik stuur mijn vogeltje wel met een boodschap.’ Het musje wipte op zijn wijsvinger, schudde zijn delicate papieren kopje en vloog toen door het open raam naar buiten.

Liefde in tijden van Corona: Deel 5

De mannen in witte pakken en maskers kwamen sneller dan verwacht. Alsof ze al die tijd, een leven lang wellicht, zich hadden voorbereid in de schaduw van de kerk om Guilia op die ene 20 maart van de grond te rapen. Haar familie, die inmiddels op tien armlengtes bleef staan, keek toe hoe Guilia op een brancard gelegd werd. Guilia kwam pas bij bewustzijn toen ze door  vreemde, koele handen werd opgetild. Van de gemaskerde gezichten kon zij niks aflezen. Ze keken haar niet eens aan. Voor hen was zij een explosief pakketje dat zo snel mogelijk moest worden ontmanteld. Terwijl Guilia werd weggedragen, herkende zij haar ouders in twee versteende figuren die haastig slonken.

Liefde in tijden van Corona: Deel 4

De vers omgewoelde aarde reikte tot aan het pad. De doden lieten slechts een smal slingerend spoor over voor de levenden. Als er een plek bestond waar mensen na hun dood heengingen, iets waar Guilia overigens niet in geloofde, zei ze, dan zou oom Georgio zeker niet alleen zijn. Guilia’s moeder had dankbaar naar haar dochter geknikt, vergezeld door een flauwe glimlach. De dankbaarheid maakte echter snel plaats voor ontsteltenis en daarna angst, altijd weer de angst. Midden in de begrafenisstoet kreeg Guilia een hoestbui die haar abrupt tot een paria maakte. Haar moeder wilde Guilia nog een zakdoekje aanreiken, maar iemand (was het tante Eidith geweest?) schreeuwde uit de buurt te blijven. Guilia’s moeder schrok zodanig dat het zakdoekje willoos naar de aarde dwarrelde.

Liefde in tijden van Corona: Deel 3

Oom Georgio was patissier geweest en had de gewoonte om mensen te beschrijven alsof het koekjes en gebakjes waren. Hij kon iemand uitkiezen in de menigte en dan Guilia aanstoten: “Daar, daar loopt een biscotto, zie je dat? Zie je zijn afgemeten passen? Zijn harde kern? Een taaie gast, maar als je hem een goede grap vertelt, breekt hij voor je ogen in tweeën. En daar, die dame met het blauwe tasje? Dat is een broze. Als je lief voor haar bent en goed naar haar luistert, dan smelt ze misschien wel op je tong…” Het was daarom voor niemand op de begrafenis een verrassing dat Guilia oom Georgio had vergeleken met een canollo. Iedereen wist hoe zacht canolli waren, en hoe makkelijk ze braken.

Liefde in tijden van Corona: Deel 2

Verjaardagsfeesten werden in het hele land voor onbepaalde tijd opgeschort, maar begrafenissen werden in afgeslankte vorm nog toegestaan. Alleen directe familieleden hadden het recht om afscheid te nemen van een overleden dierbare. Condoleren mocht, mits op een armlengte afstand. De doden werden in tijden van Corona uitgezwaaid met lege, koude handen. Voor Guilia, die toen nog geen mevrouw Garcia genoemd werd, was de dood van haar zachtaardige oom Georgio daarom niet alleen een trieste gebeurtenis, maar ook een welkome onderbreking van het monster dat verveling heette. Ze mocht voor het eerst sinds weken weer naar buiten. En het was precies daar, op een armlengte afstand, dat de jonge Guilia haar grote tragische liefde ontmoette.