Liefde in tijden van Corona: Deel 14

Er zijn mensen die een wachtkamer vol zwijgende vreemdelingen kunnen binnenlopen en die met een glimlach hier en een praatje daar ineens een gevoel van saamhorigheid creëren. Nog meer dan zijn papieren vogels, werd Matteo’s grote talent voor verbinding gemist. ‘Wees gerust,’ had mevrouw Ferrari tegen Guilia gezegd. ‘Ik zal Matteo binnenkort opzoeken.’ Guilia vond dat voornemen allerminst geruststellend. Matteo zat sinds zijn vertrek in de meest beruchte vleugel van het Coronahuis. Het eindstation, zoals hij het zelf genoemd had. Zijn bed stond vlakbij het raam. Als hij zich zou oprichten, zou hij het musje kunnen zien zitten in het raamkozijn. Als hij zich zou oprichten, zou hij zien hoe hartstochtelijk hij gemist werd.

Liefde in tijden van Corona: Deel 13

Niemand had het aan zien komen. Het begon met een weinig noemenswaardig kuchje op dag elf. Bij het ontwaken op dag twaalf had het kuchje zich ontwikkeld tot een volleerde hoest. Op dat moment zag Guilia ook de twijfel in Matteo’s ogen. Het zou toch niet? Zolang zij hem kende, had Matteo het virus aan een strak lijntje gehouden. Matteo was de baas geweest en het virus een tijdelijk, onnozel huisdier. Maar binnen vierentwintig uur had het huisdier zich veel te diep en comfortabel genesteld in de longen van zijn geliefde gastheer. Dr. Romano stuurde Matteo weg met een knikje. Voor dr. Romano viel er weinig eer meer te behalen aan de patiënt, en iedereen wist: Dat knikje, dat was zijn doodsvonnis.

Liefde in tijden van Corona: Deel 12

De mevrouw in bed 5C was nieuw. Zelden werd iemand binnengebracht met zoveel rimpels en een aureool van koortsachtig geluk. Mevrouw Ferrari, zo heette ze, bekende aan Guilia dat ze opgelucht was om niet alleen te sterven. Haar man en haar vrienden waren ruim voor de Coronacrisis gestorven. ‘Zelfs mijn oudste zoon,’ zei ze niet geheel zonder verontwaardiging, ‘piepte er eerder tussenuit.’ Toen het Coronavirus het land infiltreerde, zag mevrouw Ferrari daarom haar kans schoon en zij schurkte tegen hoestende mensen aan alsof zij een doodswens had. Want dat had ze, bekende zij onomwonden aan Guilia, die haar verbazing nauwelijks verbergen kon voor de opgewekte, oude dame. Het was genoeg geweest. Basta. Mevrouw Ferrari knipoogde naar Guilia alsof het leven licht was en zinloos tegelijk.

Liefde in tijden van Corona: Deel 11

Op de afdeling spraken de patiënten zelden over wie ze waren of wat ze deden, in het aangezicht van de dood verloren diploma’s, bezit en ambitie aan relevantie, maar ging het des te vaker over opvallend prozaïsche zaken zoals de temperatuur in de zaal of de kwaliteit van het eten. De meeste patiënten vonden comfort en verbondenheid in hun uitingen van klein leed. Over het grote leed werd niet gesproken. Had je een slechte dag? Dan was een handgebaar genoeg. Had je met je nachtelijk gehoest iedereen wakker gehouden en tot waanzin gedreven? Dan droeg je de schaamte – voor zover mogelijk – in stilte. De leefregels zorgden voor het behoud van laatste flarden autonomie en zelfrespect in tijden van afstand en malaise.

Liefde in tijden van Corona: Deel 10

‘Ik droomde dat ik wakker werd. Alle andere bedden waren leeg en keurig opgemaakt. Alsof we de oorlog tegen de onzichtbare volksvijand gewonnen hadden. Ik schuifelde naar het raam en zag dat de zon scheen, en dat er prachtige dikke bomen stonden, en ik zag jonge mensen met elkaar praten en lachen en liedjes zingen, en ik zag aan mijn handen dat ik verschrikkelijk oud was en dat ik mijn hele leven gemist had. Ik was misschien wel tachtig of honderd jaar oud! Al die tijd had ik geslapen. Het was gruwelijk, Matteo. Iedereen die ik kende, bestond niet meer..’ ‘Je hebt niet goed gekeken,’ zei Matteo. ‘In de schaduw van de dikste boom zat een stokoude man op een bankje. Hij zwaaide naar je. Je was niet alleen.’