Uitgespeeld

De jongen is een jaar of twaalf. Eerder mollig dan slank. Donkere ogen, ernstige blik. Ik denk dat hij, net als ik, de weg wil weten. Hij vraagt me of ik rock-paper-scissors met hem wil spelen. Als hij wint, zegt hij, dan krijgt hij geld. De jongen lacht er niet bij. Het is een serieus voorstel, dat is duidelijk. Hij vertelt me niet of ik ook iets kan winnen. Ik schud mijn hoofd en maak aanstalten om verder te lopen. Meteen vraagt hij of ik anders wil spelen zónder geld. De jongen is niet veel kleiner dan ik. Hij staat op het punt om groter te worden dan hij wil.

“Hij weet niet meer precies waar, maar hij moet zijn charme ergens verloren zijn.”

Vroeger kon zijn gedrag of zelfs zijn simpele aanwezigheid rekenen op de liefkozende blikken van onbekende vrouwen in wachtruimtes en winkels. Soms stootten de dames elkaar aan en maakten daarbij goedkeurende hoge geluidjes. Hij vond dat helemaal niet raar. Zijn moeder was het ergste. Ze stopte hem, wanneer ze maar tijd had (en zijn moeder had veel tijd), vol met koekjes en goede bedoelingen. Tegenwoordig is zijn moeder de enige vrouw die hem nog liefdevol aankijkt. De onbekende vrouwen zijn lang opgehouden naar hem te glimlachen. Winkelpersoneel houdt hem in de gaten. Als hij iets besluit te pakken, pakt hij het met een overdreven gebaar, zodat iedereen het goed kan zien. Hij stopt nooit zijn handen in zijn zakken (ook al voelt dat zoveel fijner). Hij weet niet meer precies waar, maar hij moet zijn charme ergens verloren zijn. Op de groente- en fruitafdeling misschien. Of tussen de schriftjes van de HEMA.

Hij is net de straat overgestoken als hij de mevrouw ziet lopen met een fiets. Dat is vreemd, vindt hij, maar hij ziet niet dat de fiets een platte achterband heeft. De mevrouw is oud genoeg om iemands moeder te zijn. De mevrouw kijkt een beetje alsof ze de weg kwijt is. Ze blijft staan wanneer hij haar aanspreekt. Dat is een gunstig teken, meent hij.