Geen troostprijzen

De meneer ruikt niet opvallend naar urine en ook niet naar bier. Hij grabbelt bedaard in een prullenbak alsof hij winkelt. De meneer is een beetje kaal. Het overige haar op zijn achterhoofd is samengeklonterd tot een paar onevenredig verdeelde dreadlocks. Hij lijkt op de trollenkoning uit de Efteling of een verweerde Paulus de boskabouter. Een knapzak zou hem niet misstaan. Ik stel me voor dat hij een knus huisje heeft in de holte van een eeuwenoude eik.

De meneer, laat ik hem Paulus noemen, kom ik weleens tegen in de supermarkt. Hij deelt regelmatig complimenten uit (‘I like your shoes, I like your hair.’) en vraagt daar helemaal niks voor terug. Hij doet me denken aan de meest montere zwervers op de magnificent mile in Chicago (‘Have a great day!’). Ik denk dat Paulus met zijn samengeklonterde haar stiekem best gelukkig is. Dat gevoel hoeft hij niet eens uit een fles of spuit te toveren. Paulus kan bijzonder helder uit zijn ogen kijken. Ik hoop dat hij misschien wel die ene ex-miljonair is uit dat ongelooflijke verhaal van de miljonair die van de ene op de andere dag besloot zijn hele fortuin weg te geven om in volledige armoede en vrijheid voort te leven op de straat.

“We mediteren ons een slag in de rondte. We branden op.”

Paulus denkt niet aan statusupdates. Hij denkt niet aan carrière- of gezinsplanning. Hij weet dat het leven geen troostprijzen uitdeelt en is lang opgehouden er wat van te verwachten. Dus hij deelt zijn tijd in op de enige manier die hij kent. Koude dagen en warme dagen. Regenachtige en droge. Stormachtige en stille. Nachten van karton, nachten van mos. Ik zou hem kunnen vertellen dat er mensen zijn die veel geld zouden neerleggen voor zijn simpele staat van zijn, maar hij zou het weglachen en zeggen dat het niets is. ‘Maar dat is nou precies wat we allemaal verlangen,’ zou ik zeggen. ‘We mediteren ons een slag in de rondte. We branden op. Dichter bij niets kunnen we niet komen…’