Held

Paolo had de eindredacteur van de krant onder druk gezet om een ontmoeting te regelen met onze held. Want, zei hij, daar hadden wij het toch allemaal voor gedaan? Mensen die namens een denkbeeldige ‘wij’ particuliere gevoelens uiten vind ik een beetje eng. Sowieso wordt de wij-vorm te vaak door individuen gebruikt om te koketteren met goede smaak (‘Nee, wij eten alleen maar biologisch’). Overigens kan het ook de andere kant uitslaan. Ik heb een tijd een vriend gehad die op het eind van de avond kon zeggen dat hij zo naar zijn huis ging. We woonden toen al een paar jaar samen.

“Ik vind dat je je helden niet moet ontmoeten, laat staan omhelzen.”

Ik vind dat je je helden niet moet ontmoeten, laat staan omhelzen. Mijn held rook naar wasverzachter. Slapende baby’s in ledikantjes. Ik vroeg me af of mijn held soms veel zweette door de omhelzingen met al zijn bewonderaars. Of hij daarom elk uur van shirt wisselde, zodat hij voor iedere bewonderaar weer nieuw rook. Mijn held had een scheerwondje onderaan zijn kin. Misschien moest hij het nog leren, dat scheren. De omhelzing had precies de juiste duur, met alle handen op de juiste plaatsen. Paolo bleef maar herhalen dat dit toch was waar wij het allemaal voor hadden gedaan. Niet alleen om onze held te zien, maar vooral om door onze held gezien te worden. Paolo was gevoeliger dan ik dacht.

De vrouw die na mij aan de beurt was, vroeg of Arnon vandaag pinda’s of pindakaas gegeten had. Mijn held hield even zijn hand voor zijn mond om zijn adem te controleren. Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik ben namelijk vreselijk allergisch voor pinda’s,’ zei de vrouw triomfantelijk. ‘Ik kan bij wijze van al een aanval krijgen als iemand hier een boterham met pindakaas heeft gegeten.’ Ze haalde een spuit uit haar handtas. Die moest hij gebruiken als ze een aanval kreeg. Ze wees hem de delicate plek waar ze geprikt moest worden. ‘Ik verzeker u dat ik geen pot pindakaas heb aangeraakt vandaag.’ Mijn held opende liefdevol zijn armen. Ik kan mij vergissen, maar de vrouw leek teleurgesteld.