Liefde in tijden van Corona: Deel 7

‘Kijk aan, de paradijsvogel ontwaakt…’ De jongen stond op een armlengte afstand van Guilia’s bed. Zijn glimlach was gul en geruststellend, alsof ze reeds kennis hadden gemaakt. De jongen leek niet ziek. ‘Wie?’ raspte Guilia. Ze schrok van haar eigen stem. ‘Kennen wij elkaar?’ Guilia reikte naar het glas water op het nachtkastje. Naast het glas lag een fenomenaal gevouwen vogeltje. Het had een nieuwsgierig kopje met ogen van inkt. ‘We hebben kort met elkaar gesproken,’ zei de jongen, ineens schijnbaar verlegen. ‘Maar ik vermoed dat je me verwarde met iemand anders. Je drong erop aan dat ik je zou omschrijven als een koekje…’ Toen kon de jongen zijn lach niet meer bedwingen. Guilia keek hem ontzet aan.