Meneer Bart

Een roedel breedgeschouderde Engelse meisjes in korte broekjes passeert het terras. Tegelijkertijd houdt een fietser met een hand op haar dij een opwaaiende rok in bedwang en wacht een moeder op haar zoontje dat een schoongespoelde appelmoespot langzaam in de hete muil van de glasbak schuift. De jongen luistert naar het vallen, het breken.

“We zouden de tegenslag weleens dankbaar mogen zijn, omdat we zonder haar karakterloze ettertjes waren met torenhoge schulden.”

De meneer naast me bestelt een ‘extra warme’ cappuccino. Ik denk eerst dat hij een grapje maakt, maar later zal hij het nog eens doen. Hij scheurt fluitend stukjes uit de krant. De meneer is opgewekt. Meestal werken opgewekte mensen op mijn zenuwen, maar deze meneer kan het hebben. Ik schat dat hij een jaar of zestig is. Hij biedt me niet veel later een ongescheurd deel van zijn krant aan. Als hij beet heeft, vraagt hij me wat ik lees. Ik toon hem de kaft van mijn boek. Boyhood van Coetzee. Hij heet Bart. Meneer Bart vindt het bijzonder dat een vrouw een boek leest over een jongen. We praten vervolgens anderhalf uur over boeken, kinderen, opvoeding (‘duidelijkheid is veiligheid’), twintigers, keuzes en tussendoor, als de onzichtbare lijm van ons gesprek, het geluk. Het enige waar we een beetje controle over hebben, zegt meneer Bart, is hier en nu. Hij biedt meteen zijn excuses aan voor het cliché. Meneer Bart en ik komen tot de conclusie dat mislukken onvermijdelijk is en dat streven naar perfectie ongelukkig maakt. We zouden de tegenslag weleens dankbaar mogen zijn, omdat we zonder haar karakterloze ettertjes waren met torenhoge schulden. Daar drinken we op. Ik een lauwe latte, hij een extra warme cappuccino.

Soms moet ik zoeken naar een column, soms krijg ik er zomaar eentje aangereikt. Uit een transparante map haalt meneer Bart een A4’tje. Het is een kopietje van een stuk dat hij een jaar geleden voor de Volkskrant schreef. Hij heeft altijd een paar exemplaren op zak, voor het geval dat. Meneer Bart propageert in het stuk dat we in de stad eens wat vaker met een onbekende zouden moeten praten. Daar word je gelukkiger van. Ik denk dat hij volkomen gelijk heeft.