Liefde in tijden van Corona: Deel 6

Oom Georgio zat op de rand van haar bed. Hij vouwde een vogeltje van origami, iets waarvan ze zich niet kon herinneren dat hij dat ooit eerder gedaan had. ‘Denk je dat ik hier ooit wegkom?’ vroeg Guilia. ‘Levend, bedoel ik.’ Oom Georgio trok licht zijn schouders op, alsof het niet van belang was in welke vorm Guilia het Coronahuis zou verlaten. ‘Wat maak je?’ vroeg ze tenslotte. ‘Een mus.’ ‘Waarom?’ ‘Waarom niet? Niet iedereen kan een paradijsvogel worden.’ ‘Wil je tegen mama zeggen dat ik me beter voel? Dat ik alleen maar even moet uitrusten?’ ‘Dat is goed, liefje. Ik stuur mijn vogeltje wel met een boodschap.’ Het musje wipte op zijn wijsvinger, schudde zijn delicate papieren kopje en vloog toen door het open raam naar buiten.