Vandaag is mijn koudste verjaardag. Ik hoop op sneeuw die woest voorbij mijn raam waait. Fiep kijkt chagrijnig. Fiep doet niet aan verjaardagen. Vandaag is gewoon weer zo’n dag waarop zij aan haar gat likt waarna zij, precies in de deuropening, zal nadenken over de belangrijke dingen van het bestaan. Waarom sommige mensen April of Juli heten bijvoorbeeld, maar niemand Maart.
Een paar dagen geleden, vlak na het plotselinge, maar niet minder tragische overlijden van mijn laptop, praatte ik op de bank met een mooie meneer. Ik vertelde de mooie meneer dat ik hem zou kunnen tekenen als een tekenfilmfiguur. Hij lachte. Het was dan ook een compliment. De meeste mensen hebben geen talent om een tekenfilmfiguur te worden. Ik ben daar veel te pluizig voor en minder symmetrisch bovendien. De mooie meneer en ik wiegedansten in mijn woonkamer. Ik mocht op zijn tenen staan. We dansten om niet te hoeven denken aan mijn laptop of ander klein verdriet. Ik ben een kind, dacht ik, van bijna 36 jaar. Drie keer tien vingers plus zes.
Soms fiets ik met mijn handen los door stukken straat waarin ik me ongezien waan. Ik hypnotiseer het stoplicht op groen. Ik eet speculaasjes op brood en teken bloemen in de kantlijn. Ik ben banger in het donker.
“Als de wereld vandaag toch een beetje om mij draait, dan mag ik zeker wel even op haar tenen staan?”
Ik ben jarig, ik ben tamelijk volwassen, en ik verlang hartstochtelijk naar slingers of iemand die ze voor me ophangt. Ballonnen zijn ook goed. Desnoods, als het echt moet, een feestmuts. En ja, heel graag zesendertig sentimentele kaarsjes op een veel te kleine taart. Als de wereld vandaag toch een beetje om mij draait, dan mag ik zeker wel even op haar tenen staan? Kom, laat mij wiegedansen. Ik zal mijn lichtste voeten aantrekken. Laten we net zo lang schuifelen in het midden van het huis totdat het schemert. Of voor mijn part tot het stikdonker is en we alle hoop verliezen dat het ooit nog lente wordt. April gaat ons verblinden, let maar op.