Televisie

‘Televisie vreet je op vanbinnen,’ zei de gast aan tafel. De man had vijfentwintig jaar in het televisievak gezeten, had een huis gekocht in België en had het vak toen net zo makkelijk weer verlaten. Voor nul gulden had hij zijn bedrijf verkocht. Geen woord gelogen. Toen sprak de man zijn meest opzienbarende zin: ‘Televisie vreet je op vanbinnen.’ En daarna: ‘Niks is zo vergankelijk als televisie, Matthijs. Het enige wat ik eraan heb overgehouden is een boekje.’ Ik, de televisiekijker, keek verwachtingsvol naar de presentator van een van de meest succesvolle talkshows van de afgelopen tien jaar. Werd hij soms ook vanbinnen opgevreten? Zag ik daar een zenuwtrekje rond zijn mond? Maar nee, de presentator gaf geen sjoege.

“Als hij inwisselbaar was, dan moest hij maar de beste kopie worden van zichzelf.”

De presentator had in de loop der jaren steeds beter geleerd om sommige dingen voor zichzelf te houden. Het enige wat het publiek nog van hem kreeg waren zijn kruimels. Anders werd je met huid en haar opgevreten, zijn gast had gelijk. Ooit was hij gewoon een man geweest die – met plezier overigens – zijn werk deed tot hij van de ene op de andere dag presentator was geworden van een televisieshow. Het was een droom. Het was steeds vaker ronduit een nachtmerrie. Voor de camera moest je dezelfde blijven, dus hij smeerde steeds dikkere make-uplagen over zichzelf heen en blondeerde zijn haar. Zijn vrouw lachte hem uit, maar hij zei tegen zichzelf dat het het waard was. Dat hij het waard was. Als hij inwisselbaar was, dan moest hij maar de beste kopie worden van zichzelf. Na hem de zondvloed. Soms dacht hij dat zo sterk dat hij het bijna hardop dreigde te zeggen: ‘Jongens, na mij de zondvloed!’

Na de televisie-uitzending reed de afgeschminkte presentator van een van de meest succesvolle talkshows van de afgelopen tien jaar naar huis. Altijd wanneer hij terugreed, merkte hij een steeds groter verlangen naar de rust en de donkerte die zijn huis omringden. Het was dan wel geen België, dacht hij, maar het kwam in de buurt. Nog even volhouden nu. Hij was bijna thuis.