Ik beken, ik ben een splitser. Ik pulk eerst het dak los en leg het naast de bodem. De geglazuurde kant naar boven, anders plakt het zo. Daarna verhuis ik met een vorkje ongeveer de helft van de room naar het dak. Ik hark verticale streepjes in de room.
Afgelopen week ben ik de tompouce twee keer tegengekomen als metafoor. Bijvoorbeeld: “De lezing van Jordan Peterson was opgebouwd als een tompouce”. Dit betekent dat het middelste deel het lekkerste was. Of dat de spreker op het eind terugkwam bij het begin. Of dat de lezing sowieso gedoemd was tot prutswerk. De tompouce als metafoor biedt enorm veel vrijheid van interpretatie. Dat vind ik mooi.
“Taal is een transparante boerka.”
Taal legt bloot, maar is net zo vaak de bedekking. Taal is een transparante boerka. Woorden moeten sussen, verzachten en camoufleren. Zo heb ik bijvoorbeeld gemerkt dat mensen allerlei fijnzinnige omleidingen aanleggen in de taal om maar niet te hoeven zeggen dat ze werkloos zijn. Ze zijn daarom niet werkloos, maar ‘op zoek naar een nieuwe uitdaging’. Ze zijn niet werkloos, maar ‘in between jobs’. Deze woordkeuze moet aan de toehoorder direct duidelijk maken: dit is slechts een tussenfase. Toch klinkt ‘in between jobs’ ook als een beschrijving van een tompouce zonder de room. Ergens in het luchtledige, tussen bodem en dakje, zweeft de werkloze, maar daar hebben we het dus verder niet over, snap je?
Omdenkers gaan nog een stapje verder (of eigenlijk dus terug?). Werkloosheid is voor omdenkers een tijd waarin je hard werkt aan je persoonlijke ontwikkeling. De werkloosheid als superspeurtocht door de ziel. Elk summier korreltje talent en elk vaag verlangen dient te worden opgediept en gezeefd uit de modderige rivier van middelmatigheid. Iedereen is talentvol, hoera, dus niemand is bijzonder.
De meerderheid van de Nederlandse bevolking behoort tot de splitsers. Je hebt uiteraard de nette en wat minder nette splitsers, maar het blijft gewoon geknoei, zo’n tompouce.