Andermans plezier is de kern van jouw bestaansrecht. Zelfs je stroeve soortgenoten, de gloeiendhete, de waterige of die met venijnig scherpe randjes, ze zijn in principe allemaal gebouwd voor andermans plezier. Maar jij, jij moet toch wel het allertreurigste glijbaantje zijn dat ik ooit ben tegengekomen. Zoals je daar kleddernat en moederziel alleen in het zompige gras staat onder het driftig slinkende bladerdek van de deftige bomen. Kun je een speeltuin in je eentje zijn? Is dat wat je probeert?
“Kun je een speeltuin in je eentje zijn?”
Op dagen als deze, wanneer een smurrie van geelbruine bladeren achterblijft tussen de straatstenen zoals spinazieresten tussen tanden, vraag ik me af hoe lang het geleden is dat een kind jou heeft aangeraakt. Hoe lang is het geleden dat jij nog iemand kon verleiden om je te gebruiken? Wanneer werden de mensen te groot voor je en hun bewegingen te agressief? Wanneer werd je na geleverde diensten op straat gezet en moest je het zelf maar uitzoeken?
Laten we eerlijk zijn, jij laat niemand nog kraaien van opwinding. Nooit gedaan ook. Je bent vrij kort van stuk, een gestrekt volwassen been is bij jou meteen beneden. Ook ga je niet verkleed als kasteel of fort. Je bent een plastic glijbaantje. Als er iets solide aan jou is, dan is het wel je gebrek aan hoogdravende beloften.
The only way is up. Ken je dat liedje? Wanneer je ronddoolt op de bodem, de absolute bodem, kun je volgens dat liedje alleen nog naar boven. Feitelijk klopt dat niet helemaal, want je zou ook kunnen besluiten om op die bodem te blijven. Of je zou net als de smurrie tussen de straatstenen langzaam en geruisloos kunnen verdwijnen. Maar bij jou, glijbaantje, moet ik denken aan de hoopvolle boodschap in dat liedje. The only way is up, baby. For you and me now. The only way is up, baby. For you and me now.
Het is volbracht. Dit was mijn laatste column na een jaar lang columns schrijven.